Een aantal jaar geleden leek onze tuin wel afgeladen vol te zitten met vlinders, voornamelijk dagpauwogen, waarvan ik er op één moment 65 van telde. Door de droogte van de voorbije twee zomers was de vlinder er flink op achteruit gegaan. Dit jaar doet de vlinder het duidelijk beter, en een maand geleden zag ik echt heel wat dagpauwogen foerageren in de tuin.
Op dit ogenblik is die generatie van de vlinder opnieuw verdwenen en zie ik wel veel koolwitjes, enkele atalanta’s, een kleine vos en wat bosblauwtjes. Maar er zitten wel een honderdtal rupsen van de dagpauwoog op de brandnetels in mijn tuin, en de voorbije dagen is me tijdens enkele wandelingen opgevallen dat de brandnetels in de bermen op dit ogenblik gewoon afgeladen vol zitten met rupsen van de dagpauwoog. Op mijn wandeling van zondag zag ik – en ik overdrijf niet – duizenden rupsen, in allerlei formaten. Hier en daar zie je plekken waar de brandnetels gewoon helemaal kaalgevreten zijn.
Wat ik rond mij zie bewijst nogmaals dat je echt geen netels in je eigen tuin moet laten staan om vlinders te helpen. Ik heb één “nest” in mijn tuin, in de beemden rondom mij zitten er honderden van die nesten. Ik heb mijn brandnetels laten groeien omdat er hier de voorbije weken veel vlinders zaten en ik er van uitging dat sommige van hen mijn netels wel als nestplaats zouden uitkiezen.
Als het weer nog een beetje meezit, verpoppen die rupsen over een week of twee en hebben we in de tweede en derde week van september opnieuw een echte vlinderweelde. Dat is natuurlijk op voorwaarde dat de gemeente de bermen niet begint te maaien…
En wat die vlinders écht nodig hebben de komende weken, is nectar en stuifmeel. Heel wat bloemende planten zijn ondertussen uitgebloeid… Je kan dus beter wat laatbloeiende planten zetten om die beestjes te helpen.
Mijn tuin zal klaar staan om ze van harte te ontvangen…

















